Wegwerparbeiders deel 1: zonder dak in Tilburg

foto: Michiel Bles

De 10.000 arbeidsmigranten in Tilburg zijn cruciaal voor onze economie, maar kunnen van de ene op de andere dag vervangen worden. Een deel van hen belandt op straat. In de serie ‘Wegwerparbeiders’ duikt onderzoeksjournalist Zoran Bogdanovic voor Omroep Tilburg in de wereld van dakloze arbeidsmigranten, louche uitzendbureaus en rechtenschendingen op de werkvloer.

Door Zoran Bogdanovic

“Ik word wakker met het geluid van vogels”, zegt de 34-jarige Joanna*. Met rood, halflang haar en een legerbroek stapt ze van haar fiets af. Ze gaat in de rij staan bij Stichting Broodnodig, de liefdadigheidsvoedselbank aan het Wilhelminapark. “Sinds ik ben ontslagen slaap ik in een tent aan het water in Moerenburg.”

Deze scene speelt zich af in mei wanneer de Poolse Joanna, die liever anoniem wil blijven, dakloos raakt. Daarvoor werkte ze als orderpicker via uitzendbureau IFC bij een distributiecentrum en is naar eigen zeggen ontslagen toen ze haar tasje met paspoort en bankpas kwijtraakte. “Die maandag en dinsdag was ik naar de bank en de politie gegaan om mijn papieren weer op orde te krijgen. De rest van de week ging ik weer werken. Maar op de vrijdag kreeg ik een mailtje. Ik was ontslagen.”

Cruciaal voor de arbeidsmarkt
Joannas’ verhaal lijkt op dat van veel arbeidsmigranten in Nederland. De vraag naar arbeid is door de groeiende economie enorm en de Nederlandse industrie, distributiecentra, bouwbedrijven en kassen zijn constant op zoek naar goedkope arbeidskrachten. Via uitzendbureaus worden mensen geworven in hun thuisland: vaak Polen, maar ook andere Oost-Europese landen. Hen wordt werk en onderdak beloofd, maar zodra het werk wegvalt, verdwijnt vaak ook het dak boven het hoofd.

En terwijl de ruim 400.000 arbeidsmigranten in Nederland onmisbaar zijn voor onze economie, worden hun rechten op grote schaal geschonden. De Arbeidsinspectie controleerde de afgelopen drie jaar 1.304 uitzendbureaus en constateerde overtredingen bij 67 procent van de bureaus. Hierbij zijn vooral buitenlandse arbeiders slachtoffer van onderbetaling, uitbuiting en werken zonder vergunning. De regio Tilburg kent zo’n 10.000 arbeidsmigranten. De praktijk leert dat deze groep makkelijk inwisselbaar is: ziekte, of een absentie van een dag of twee kan al reden zijn voor ontslag. Of er is even geen werk meer: wie niet meteen aan een andere baan kan komen, belandt op straat.

En dit probleem is sinds corona groter dan ooit tevoren in Tilburg. Alleen al dit jaar sliepen meer dan 300 arbeidsmigranten in Tilburg op straat, volgens cijfers van Stichting Barka, die dakloze arbeidsmigranten bijstaat. Deze groep heeft geen recht op daklozenopvang, omdat ze niet langer dan vijf jaar in Nederland wonen. Maar ook degenen die wél werk hebben, zitten niet zonder problemen. Voor Omroep Tilburg sprak ik de afgelopen maanden tientallen arbeidsmigranten en verzamelde verhalen over schrijnende woonomstandigheden. Bijvoorbeeld één slecht geventileerde kamer van 14 vierkante meter die gedeeld wordt door twee personen, of een stinkende bungalow waar het dak lekt.

De dakloosheidskwestie onder arbeidsmigranten zorgt ook voor problemen in de stad. De hulpvoorzieningen voor lokale daklozen staan onder druk en ook zorgt een deel van de dakloze arbeidsmigranten voor overlast: van diefstallen in de supermarkt tot gevechten in de binnenstad. Zo kende de LocHal de afgelopen winter een stijging in het aantal incidenten, omdat de bibliotheek in de winter daklozen overdag een warm onderkomen biedt.

Om een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van de problematiek van arbeidsmigranten, sprak ik met verschillende partijen die betrokken zijn met dit probleem: de gemeente, uitzendbureaus en hulpinstanties. Het resultaat is een vierdelige serie over deze problematiek. In dit eerste verhaal staan de problemen van de arbeidsmigranten centraal. Wat gaat er allemaal mis? En hoe is het om in Tilburg op straat te belanden?

Een helpende hand
Terug naar Stichting Broodnodig. Op de stoep voor de tuinpoort vormt zich een lange rij mensen die hun hele hebben en houden meesjouwen: volle boodschappentassen, rugzakken en een enkele boodschappenkar aan kleren en persoonlijke bezittingen. In de tuin staan tafels met brood, fruit en groente en kant-en-klare maaltijden. Op een andere tafel liggen kleren, schoenen en wat speelgoed.

De rol van verkeersregelaar is weggelegd voor Czesław Zietek, een Poolse man van mid-dertig die met een brede glimlach één voor één mensen binnenlaat en een praatje maakt met de bezoekers. Hij geeft een oudere Roemeense man een knuffel “See you next time, bye bye!” en draait zich om. “Mensen komen naar Nederland met dromen van een beter leven. Heb je geluk, dan krijg je ook een fijne baan. Maar heb je pech, dan deel je een slaapzaal met zeven anderen. Of je belandt op straat.”

Czesław Zietek bij stichting Broodnodig
Czesław Zietek bij stichting Broodnodig (Foto: Michiel Bles)

Jaren terug werkte Zietek bij een distributiecentrum via uitzendbureau E&A. Bij een bedrijfsongeluk liep hij een knieblessure op. Kort daarna liep zijn contract af en zou hij ook zelf dakloos worden, ware het niet dat hij hulp kreeg van een advocaat. Hij kreeg een poos doorbetaald en regelde in de tussentijd een nieuw onderkomen.

Sinds een paar jaar werkt hij als vrijwilliger bij Broodnodig. “We ondersteunen mensen niet alleen met spullen en voedsel. Ook helpen we mensen hun cv op te stellen zodat ze een nieuwe baan krijgen. Als iemand weer op zijn eigen benen kan staan, voelt dat ook voor ons als een overwinning. Er komen hier zoveel mensen met verdrietige verhalen. Niet iedereen is even redzaam als die op straat belandt in een vreemd land. Dakloos zijn betekent dat problemen met alcohol of drugs en diefstal aanlokkelijker worden voor mensen.”

Één voor een lopen ze de poort uit: een jonge Bulgaarse man die de afgelopen winter op de gang in flatgebouwen als Westpoint sliep. Een jonge Poolse vrouw die al haar bezittingen in tien Jumbo-bigshoppers stopte en me later een foto zou sturen van haar leeggeroofde tassen met de tekst: “Ik ben bijna alles kwijt.”

Een bakje soep bij stichting Broodnodig (Foto: Michiel Bles)

“Ik wil niet stelen”
Dan komt ook Joanna poort uit gelopen. Aan haar zij een Poolse, grijsgebaarde man van middelbare leeftijd. Ze slaat zijn arm om hem heen. “Tomek* is mijn beste vriend. Voor hem is dakloosheid een keuze, zelf hoop ik snel een nieuwe baan te vinden. We slapen met twee anderen in een geïmproviseerd tentenkamp. Daarvoor sliepen we in een park waar andere daklozen sliepen, maar daar was te veel drugs-en drankgebruik.”

We wisselen nummers uit. Ik mag niet mee naar het tentenkamp, omdat Joannas’ vrienden argwanend zijn en vrezen dat de politie hun kamp vindt en ze wegstuurt. In de maanden houdt Joanna me op de hoogte met appjes. Ze stuurt een foto van een tweepersoonstent, weggetukt in een kleine open ruimte tussen de bosjes, gevolgd door appjes:

“Iemand heeft mijn powerbank gestolen. Ik zit in een hotellobby op te laden.”

“Lieve restaurantmedewerkers brengen ons eten na sluitingstijd. Vanavond eten we sushi!”

“Mijn fiets is gejat. Of ja, geleend zonder terugbrengen! Derde keer deze zomer.”

“Ik ben bedreigd door iemand uit het kamp. Hij blijkt ook de dief te zijn. We gaan ergens anders heen.”

Foto: Michiel Bles

Dan volgen foto’s: een schuur waar zonnestralen door de gaten in het dak schijnen. Een lantaarn met een kaars en graffiti op de muren. Dit is de plek waar ze heel augustus zou overnachten, tot de politie haar en haar vrienden weg zou sturen.

Er volgen vele pogingen om af te spreken, maar elke keer komt er iets tussen. Joanna heeft diabetes en belandt een week in het ziekenhuis. Een ander moment mist ze onze afspraak en is ze dagenlang onbereikbaar, het andere moment is er ruzie binnen haar groep, of is ze naarstig op zoek naar een plek om te overnachten.

Ik raak gefrustreerd, omdat het niet lukt om af te spreken. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat het leven op straat geen planning kent. Het is overleven.

En overleven doet Joanna door flesjes en blikken op straat te verzamelen. “Ik wil niet stelen”, appt ze. Anderen doen dat wel. “Als ik daar aan begin, blijf ik verslaafd aan deze manier van leven. Ik wil door.” Ze blijft haar cv naar uitzendbureaus sturen, maar vindt geen gehoor.

Foto: Michiel Bles

In bikini in de kassen
“Ik heb een kamer! En een baan als orderpicker!”, roept Joanna begin oktober door de telefoon. Een uitnodiging volgt, en een dag later zit ik op een stoel in haar kamer dichtbij het centrum, waar ze met vijf andere Poolse arbeidsmigranten woont. Meteen wordt duidelijk waarom het haar niet lukte om al die maanden een baan te vinden. “Ik had al die maanden geen toegang tot een computer. Dus ik liet een vriend in Polen mijn CV updaten en naar Nederlandse uitzendbureaus sturen. Maar op die CV stond nog mijn oude Poolse nummer. Geen wonder dat werkgevers me niet konden bereiken, kurwa!”

Haar kamer bestaat uit een stoel, een bed, een klerenkast en een bijzettafeltje. “Nooit gedacht dat ik dit zou zeggen, maar dit is alles waar ik het afgelopen half jaar van droomde.” Vijf jaar geleden kwam Joanna naar Nederland, nadat haar vader overleed – “Die man was alles voor me” – en had ze nog de droom met wie menig arbeidsmigrant naar Nederland komt: een nieuw, stabiel leven opbouwen in een welvarend land.

Maar al gauw bleek de realiteit weerbarstiger: via een uitzendbureau belandde ze in Loon op Zand, in een kas waar ze voor 350 euro per week tomaten plukte met Polen, Roemenen en Bulgaren. “Overdag kwam de temperatuur wel tot 50 graden. We moesten daarom ’s ochtends vroeg beginnen, als het nog koud was. Ik begon de werkdag in een dikke trui en eindigde in mijn bikini. Zodra de thermometer boven de 40 graden kwam, moesten we eigenlijk stoppen. Dan wordt het gevaarlijk voor je brein.”

Haar ervaringen met uitzendbureaus en het straatleven hebben haar al het slechte, maar ook het goede in de mensheid laten zien. “Toen ik in het ziekenhuis belandde door mijn diabetes had ik geen zorgverzekering. Toch mocht ik er een week lang verblijven en kreeg ik medicijnen mee. Echt schatten van mensen, daar! Ook bij ons tentenkamp in Moerenburg kwamen ons constant mensen eten brengen wanneer ze hun hond gingen uitlaten.”

Nu heeft Joanna een douche. Ze hoeft ze niet meer water op de barbecue te verwarmen om zichzelf te wassen. Niet meer de bosjes in om te plassen. Er is weer tijd voor hobby’s.

In de hoek van de kamer liggen verftubes en kwasten, gedoneerd door Stichting Broodnodig. “Ik schilder graag op lege flessen. Die wil ik cadeau geven aan mijn vrienden.” Dan neemt ze me mee naar de tuin van het huis, die overwoekerd is. “Ik zei al tegen de huisbaas: geef mij een heggenschaar en ik maak hier iets heel moois van!”

Toch durft Joanna nog steeds niet te dromen van een stabiele toekomst. “Stel dat ik door mijn diabetes weer flauwval… Misschien ontslaan ze me wel weer. Want ja, in deze sector ben zó ingewisseld voor een ander.”

Dit was deel 1 van de serie “Wegwerparbeiders”. In deel twee nemen we de problemen met huisvesting van arbeidsmigranten onder de loep.

Om de privacy van de dakloze mensen te bewaren zijn hun namen in dit verhaal gefingeerd.

Omroep Tilburg

reactie