Jonathan van Doornum in PARK

Sinds 2017 nodigt PARK elke zomer een kunstenaar uit om anderhalve maand in de ruimte zelf te werken: de zomergast. Dit jaar viel de eer aan Jonathan van Doornum, die ter plaatse een indrukwekkende serie werken maakte.

Tekst en fotografie: Nanne op ’t Ende

Een medebezoeker spreekt me spontaan aan.
– ‘Mag ik u iets vragen?’
– ‘Ja hoor.’
– ‘Ik zie u fotograferen; heeft u verstand van kunst?’
– ‘Een beetje, ja, toch wel.’
– ‘Kunt u mij vertellen wat de kunstenaar bedoelt met het werk?’
Ai, die zag ik niet aankomen.

– ‘Ik weet niet of hij echt een heel duidelijke boodschap heeft… Maar het eerste wat je kan zien is dat hij zijn werk heel sterk met de ruimte verbindt. Met die lange lijnen die helemaal doorlopen van de beelden naar de muren. Hij maakt van de hele zaal een kunstwerk. Dat kun je ook zien daarboven, waar hij een extra wand heeft gemaakt. Normaal is daar alleen een glazen pui, nu heeft hij die gekopieerd.’
– ‘Hij heeft de ruimte ingericht naar zijn eigen idee?’
– ‘Ja, precies. Dat is ook wat Park graag wil.’

– ‘Het tweede wat ik zou zeggen, is dat zijn werk gaat over communicatie. Ziet u hoe de lijnen van de beelden naar de muur eindigen in een soort antennes?’
– ‘Ze lijken inderdaad wel wat op radioantennes…’
– ‘Er hangen ook schotels naast, een soort satellietontvangers. Daarom denk ik dat het werk te maken heeft met verbinding, maar ook met afstand – mensen krijgen berichten en beelden en nieuws van ergens verder weg. Het heeft tegelijkertijd iets eenzaams, zoals de voorwerpen alleen in de ruimte staan. De jassen doen me denken aan winter, aan de wildernis, zeker met die bladeren erbij. Alles bij elkaar lijkt het alsof iedereen een beetje aan zichzelf is overgeleverd, ondanks alle verbindingslijnen.’

Ik raak de man kwijt, hij zoekt naar houvast.
– ‘Als u naar dat beeld kijkt, op de vloer, dan ziet u herkenbare dingen, de gewichten…’
– ‘Het is een halter.’
– ‘Precies. De kunstenaar heeft er een soort lint omheen gewikkeld, dat ook nog gedraaid is. Je zou je kunnen voorstellen dat de halter heen en weer zou rollen als je er aan trekt. Maar het lint is vastgepind – die beweging is onmogelijk. Juist dat maakt het weer spannend. En dat heeft hij nog versterkt door die andere twee linten naar boven te laten wijzen, alsof de halter opgetild zou worden of door die linten toch nog zou gaan rollen.’

– ‘Zoiets heeft hij ook met dat andere beeld gedaan. Ziet u hoe het lijkt of het gewicht dat lint naar beneden trekt, of andersom, hoe het lijkt alsof het lint het gewicht op probeert te tillen? Dat maakt die strik in het lint heel kwetsbaar, alsof hij elk moment losgetrokken kan worden. Maar intussen gaat het lint helemaal nergens naartoe, het houdt gewoon op.’
– ‘U ziet dat allemaal, maar ik niet hoor. Hoe leer je dat?’
– ‘Nou… Je kunt het trainen, gewoon door veel te kijken. Maar ik begrijp dat u het hier niet meteen ziet. Het is niet de meest toegankelijke kunst.’
– ‘Nee, dat is het niet. Maar het is wel heel interessant.’

We praten nog even over andere dingen, musea die hij bezocht heeft of wil bezoeken, en dan lopen we weer elk alleen door de ruimte. Blijven kijken… En wat zie ik dan? Dat de verbindingslijnen de bogen van het dak spiegelen waardoor er ellipsen lijken te ontstaan, een denkbeeldige cocon. Dat er een iPhone-vormig plaatje op het tafeltje ligt en dat het blad gebarsten is als was het een beeldscherm. Dat er boven nog een ander iPhone-achtige sculptuur op de grond ligt, met oordopjes en een soort antenne. Alles zendt.

De donkere jassen zijn uit elkaar gehaald, gevoerd met isolatiemateriaal uit de bouw, ze zijn voor mijn gevoel beladen met symboliek, de pelgrimstekens die verwijzen naar dood, seks en leven, de verwijzing naar een kruisiging – we zijn in een voormalige kapel. De lijnen wijzen naar boven, het verlangen naar verbinding heeft allicht een spirituele dimensie. In een uit piepschuim platen opgetrokken ruimte op de eerste verdieping staan twee zwarte beelden die me – heel tegenstrijdig – het meest doen denken aan kaarsvlammen.

Blijven kijken… De metalen draden die opgewikkeld zijn tot veren, die weer zijn verbogen door een verstrooide schooljongen – ze pinnen de jas vast op zijn sokkel. De schotelantennes zijn trommels, een voorouderlijke vorm van communicatie. De speels rondgedraaide grijze buis die met zware tentharingen leek vastgeslagen, is bij nadere beschouwing losgebroken van het touwtje dat hem op zijn plaats hield; de resten liggen er levenloos bij als een geknapt stuk elastiek. Zoveel details dat het me duizelt. Ik heb genoeg gezien: het is tijd om naar huis te gaan en te schrijven.

Summer Residency van Jonathan van Doornum. 16, 17 en 18 augustus nog te zien in PARK

Nanne op 't Ende