Rabia vluchtte uit Afghanistan en opent nu haar vierde restaurant

Rabia Alizadah in de Tilburgse vestiging van Sarban, het restaurant waar de opmars begon (foto: Tom van den Oetelaar)

Het Afghaans restaurant Sarban uit Tilburg opent binnenkort een vierde vestiging, in Den Haag. Met haar familie heeft Rabia Alizadah (33) dan zes restaurants in handen. De jurist en ondernemer die als vierjarige moest vluchten uit haar geboorteland, bouwt aan een keten waarin het om meer draait dan winst: “Minimaal een derde van onze medewerkers heeft een afstand tot de arbeidsmarkt.”

Het begon toen het restaurant startte in 2010 met één jongen in de afwas. Een alleenstaande, minderjarige asielzoeker: “Mijn moeder heeft zich over hem ontfermd. De jongen zag in haar weer een moederfiguur. We proberen jongeren zo op te nemen in ons team, zodat zij in ons restaurant kunnen groeien.”

De werkwijze van Rabia en haar familie doet eigenlijk een beetje denken aan die andere succesketen uit onze provincie: Van der Valk: “Een medewerker die zes jaar bij ons is, komt uit de omgeving van Den Haag, hij kent die stad. En hij is nu zelfstandig genoeg om daar een van onze restaurants te beginnen.”

“We werken niet met buitenstaanders met een zak geld.”

Toch gaat de vergelijking met Van der Valk voor Rabia mank, omdat de nieuwe beheerders geen familie zijn. Maar vóelt het niet als familie? “Zeker weten! Het zijn geen buitenstaanders met een zak geld. Daar doen we niet aan. We willen dat het gevoel goed is en dat de binding er is, zodat ze onze waarden met zich meedragen.”

De familie Alizadah komt letterlijk van ver. Moeder Karima en vader Mahammad waren docent en hooggeplaatste functionaris in Afghanistan, toen ze in 1992 met hun twee zonen en zeven dochters moesten vluchten.

Toen ze vier jaar later na vele omwegen in ons land terechtkwamen, gaven de ouders hun kinderen een belangrijke boodschap mee: “Jullie zijn nu veilig. Dit is een tweede kans. In Afghanistan hadden jullie mee kunnen liften op onze identiteit, wij hadden jullie kunnen helpen. Maar wil je hier iemand worden, moet je studeren en onderdeel worden van deze maatschappij.”

“Moeder ging huilend naar huis.”

Alle kinderen gingen studeren. Maar toen zoons Wali en Ahmad in 2009 hun ouders rondleidden door een vervallen pand aan de Tilburgse Besterdring en vertelden dat ze daar een Afghaans restaurant wilden beginnen, stonden de ouders bepaald niet te springen: “Mijn moeder ging huilend naar huis en mijn vader liep er vloekend en schreeuwend achteraan”, herinnert Rabia zich. “Maar na een paar dagen draaiden ze bij.”

Het gesprek gaat verder over de reden waarom de familie met het restaurant is begonnen. Je kunt je voorstellen dat het een manier is om je te verbinden met je oorsprong? Het brengt Rabia bij een verhaal dat haar emotioneert, haar ogen worden vochtig.

Ze is één van de genomineerden voor een Vrouw in de Media Award, vertelt ze. Daardoor zag ze op sociale media een bericht van een meisje in Afghanistan, verkleed in mannenkleren: “Zij vertelde hoe pijnlijk het voor haar was dat ze geen stem meer heeft. Dat ze niet naar school mag, geen menswaardig leven heeft.” Heel confronterend voor Rabia: “Want ik realiseerde me dat twee werelden waarmee ik me identificeer, zo ver van elkaar af liggen.”

“Een vrouw verdient meer respect dan een man, want het is een moeder.”

Rabia denkt terug aan háár Afghanistan: “Een land waarin je ouders je motiveren om jezelf te ontwikkelen, of je nou een vrouw bent of een man. Mijn vader zegt altijd: een vrouw verdient drie keer zoveel respect dan een man, omdat het een moeder is, iemand die leven geeft. Dat is het land waar ik vandaan kom.”

Rabia is dankbaar dat haar ouders zo sterk zijn geweest alles daar achter te laten: “Ik denk dat mijn broers en zussen en ik mensen zijn die het mooiste van beide werelden mogen meenemen.”

Omroep Brabant